Toen Jan Verwest op 19 februari 1926 te Gent geboren werd. stond zijn vader Jules Verwest aan het hoogtepunt van zijn succes, en op de eerste expeditietochten die de kleine Jan in de grote wereld der mensen ondernam, gebeurde het niet zelden dat hij zegevierend terugkwam met een veeg olieverf over zijn wang, terwijl hij de halflege tube nog geestdriftig omklemd hield.

Op die eerste onbewuste stappen, volgden er echter andere; want indien Jan Verwest palet en penseel niet bij zijn vader had ontdekt, zou hij het elders gaan zoeken zijn. Weldra stonden in het atelier te Heusden twee schildersezels: een van de vader, en een van de zoon.

Dat was Jan Verwest echter nog niet voldoende, want hij ging in de leer bij zijn oom, de veel te jong gestorven beeldhouwer Armand Van MuyIem en hij volgde de lessen in grafische kunst bij Herman Verbaere en Luc De Rycke. Met een schat aan opge­dane, maar nog onrijpe, kennis, legde hij zich dan nog op de publiciteit toe maar slaagde er niet in zich een weg te maken in deze branche.

Dan begon voor deze woelige zoekende geest, een leven van afwisseling en intense inspanning. Hij ging op eigen benen staan en zocht zich een betrekking ; hij werkte overdag, dan weer hier, dan weer daar, soms in een bedrijf dat hem ais kunstenaar bevrediging schonk maar meestal ergens waar hij zich noodgedwongen hoefde aan te passen.

Zo werd hij beurtelings graveerder in een textielfabriek. nijverheidstekenaar, decorateur en etalagist, magazijnier in een grootwarenhuis, reclametekenaar in een film en publiciteitstudio, tekenaar bodemkartering en tapijtontwerper.

Op sommige plaatsen hield hij het jarenlang uit; soms waren enkele weken voldoende om in hem de revolutie te ontketenen, en op zoek te gaan naar een andere betrekking. Maandenlang ook stond hij in het atelier van zijn oom, en deed tot aan diens sterfdag het werk waartoe deze onbekwaam geworden was.

In 1952 huwde Jan Verwest met de artistieke Jossette Lamarcq, die de beeldhouwklas van de academie van Gent achter de rug had, en hem ,wondervol begreep en steunde.

Voor beide kunstenaars werd het huwelijk geen blok aan het been; wel kwamen allerlei beslommeringen hun zorgen vermeerderen, en meer dan ooit was het nu voor Jan Vervvest noodzaak zijn brood te verdienen waar hij het verdienen kon. Maar zijn leven werd rijker, en zijn kunst won gestadig aan rijpheid.

De laatste etappe in zijn baantjes zoekerij van 12 stielen en 13 ongelukken, betekende tenslotte de betrekking van bouwkundig tekenaar aan het ministerie van Openbare werken te Brussel.

Hij ging zich er bij neerleggen, dat hij wel nooit tot de beroepsartiesten zou gerekend worden, en het geluk zou smaken zich ten volle aan zijn kunst te kunnen wijden.

En deze dwanggedachte bracht hem tol de grote crisis die hem lange tijd tot de werkeloosheid doemde: zijn penseel bleef rusten, en zijn schetsblok schier onaangeroerd. In die beklemmende worsteling met zichzelf, zag Jan Verwest zich geplaatst voor de harde werkelijkheid van het leven, zich keer op keer de vraag stellend, welk wezenlijk nut het had om verder te vechten.

In een samenleving waarin een schilder verplicht wordt bediende te spelen. en men een beeldhouwer ziet rondhuppelen als briefdrager, gaan veel van onze beste krachten verloren, en veel ook gaan er aan ten gronde.

Slechts de sterksten houden het vol.

Jan Verwest won de strijd; en de dood van zijn vader, op 1 juni 1957, gaf de doorslag. Het was alsof de levenloze handen van de vader, zijn zoon aanmaanden om te werken, onverpoosd te werken zonder opzien.

En Jan Verwest ging weer aan het werk ; hij richtte voor zijn vader een zelfontworpen Grafmonument op, en de woorden die hij er in grifte : «Het lichaam is dood, maar zijn geest leeft voort in de kunst », tekent duidelijk hoe hij voelde.

Op de reeks collectieve tentoonstellingen welke hij reeds op zijn actief had staan, namelijk tweemaal te Ledeberg bij Oosterlinck, in 1953 en 1954, en in 1955 op het kasteel van Laarne, kon hij nu het genoegen smaken, tezamen met anderen, de Belgische kleuren te gaan verdedigen op de grote internationale tentoonstelling voor plastische kunst te Moskou, ter gelegenheid ,van het jeugdfestival aldaar in 1957.

zondag 1 augustus 2010

VAN MENS OP MENS: HISTORIEK


HISTORIEK
Joost huwde Helena, welke de dochter was van Cornelis en Machelina. Na de dood van haatr man hertrouwde Helena met Coenraad die toen  we schrijven 1715  soldaat was bij het tweede bataljon van het regiment van luitenant-generaal Evertsen, dat in Vlissingen gelegerd was.
Joost had veel kinderen, in 1782 wordt Jacobus gedoopt te Goes en in 1805 komt hij in Gent terecht, hij was artiest, portretschilder en hij is nog altijd niet dood. Zijn geest dwaalt ergens in Gent rond, want sedert 1834  is hij “afwezig "volgens de bevolkingsregisters.
Meer dan één artistiek café liep ik reeds af, maar ik ben hem nog nooit tegengekomen. Ik denk dat hij op een donkere winteravond met een stuk in zijn kraag ergens de Leie is binnengesukkeld. Men kon toen nog gerust in de Leie verzuipen, nu zou ge in de modder blijven steken. Ge zou zelfs niets eens de Nazarener moet zijn om wonderen te verrichten, want op het water wandelen is vandaag niet meer moeilijk; vooral niet op de stinkende Leie te Gent.
Vooraleer Jacobus verdween, had hij toch nog de tijd om een schoon meisje te trouwen, Maria Carolina, een Gentse, de dochter van een pruikenmaker. Ze zijn in de Sint-Niklaas-kerk getrouwd: een vriend van hem, Charles, een beeldhouwer, was hun getuige. In die tijd toen ge nog geen kindergeld kreeg en toen het even lastig was voor een "artiest " als het nu nog is, kregen ze negen kinderen. Hippolyte, de oudste die ook kunstschilder zou worden, werd geboren op 11 januari 1816.
Het was een rare, een vent met lang haar, baard, een grote hoed op en een  lavalièrs  om de hals; ene met veel  gestes ”.

Op een warme meidag, en in die tijd waren de meidagen nog schoon en warm, ontmoette hij in de Donkersteeg Virginie. Ze gingen een kop koffie drinken  in de  Mokkabon  meende ik te zeggen, maar deze bestond toen zeker nog niet. De mensen daar zien er nog zo oud niet uit. In alle geval zullen ze wel ergens beland zijn. Virginie was een meiske om van te snoepen, ze hebben niet lang  gevrijd ”, enkele maanden later trouwden ze, Virginietje in 't wit, Hippolyte met hoge hoed. Het moet schoon geweest zijn in de Sint-Baafskerk, en bloemen, en volk dat er was. Het vele volk kwam eigenlijk voor de  papa  van Virginie, want ge moet weten  papa  was  scherprechter van Oost Vlaanderen ”. Een Duits, dat zal wel zijn, hoe zou het anders gekund hebben en het kon nooit geen kwaad u eens te laten zien op de trouw.
Tijdens zijn  carrière  heeft hij er amper een paar hun kop afgekapt; het schijnt dat hij er telkens niet goed van was, dit werk lag hem niet, hij was nog liever  metsersknape  geworden, maar ge hebt niet altijd uw eigen lot in handen. Nu, als het u mocht interesseren, zijn zwaard is nog steeds te zien in het Gravensteen. Op hun beurt hadden ze acht kinderen. Eén ervan, mijn grootvader, was getrouwd met Victoria Joanna De Geyter, een familielid van de componist van de Internationale. Volop zitten we nu in de arbeidersstrijd, het opkomend socialisme, in Vlaanderen met te Gent Eedje Anseele en Vooruit. Mijn grootvader, een huisschilder, was een der eersten om in 1872 aan te sluiten bil de Internationale.
Zijn kinderen zijn op hun beurt allen socialisten geworden toen ze volwassen waren. Tante "Mie " had nog de kruidenierswinkel op het Garenplaatske open gehouden; haar echtgenoot, nonkel  Miele  was zelfs  baas  in het schoenmagazijn geweest. Soms liep er wel eens een  naast de schreve ”, zoals men te Gent zegt.
Jan VERWEST.

19 februari  1976

Geen opmerkingen:

Een reactie posten