zondag 1 augustus 2010
VAN MENS OP MENS: OORLOG
OORLOG
“Geen oorlog meer, geen rassenstrijd Dat Volgt uit onzen klassenstrijd.
De Kunst veredelt 't volk, waar d'onger het verlaagt.
Geen Vrede waar geen Gelijkheid heerst. »
Een jong kunstenaar, Constand Montald, had deze spreuken verwerkt, in medaillons op dekoratieve panelen op de muren van het eerste lokaal van de socialisten op het « Garenplaatsken ».
Later, in 1902, wordt « ONS HUIS » ingehuldigd op de Vrljdagmarkt.
Nu nog, als ik de schilderijen zie in de gelagzaal van « Ons Huis » denk ik aan mijn vader. Ik zie hem in mijn verbeelding voor mij lopen tussen de honderden en honderden mensen welke aanwezig waren op die heugelijke dag. Temeer daar mijn vader, als jong artiest en leerling van J. Van Biesbroeck, meegewerkt had aan deze grote taferelen.
Uit een verslag uit deze tijd lees ik: « De Vrijdagmarkt was in eene reusachtige estrade veranderd. Groote schilderijen vormen het fond dier estrade en vertelden, in allegorische tafereelen, aan de samengestroomde menigte den strijd der Gentsche arbeiders ».
“Geen oorlog meer, geen rassenstrijd. Dat volgt uit onzen klassenstrijd. “
Twaalf jaar later, hoe kon dat zijn... Jaurès vermoord.
Het volk zingt, jubelt, gaat met bloemen getooid de oorlog in.
Hoe kan dat nu.
Rosa Luxemburg vermoord.
Karl Liebknecht vermoord.
Hoe kon dat nu.
De Duitse sociaal-demokraten keurden de oorlogskredieten in de Rijksdag goed.
Hoe kon dat nu, dat oude communards, door het chauvinisme opgezweept, naar oorlog schreeuwden. Hoe kon het dat arbeiders, overal, opmarcheerden in uniformen... naar de dood.
Waar stond die leuze ook weer geschreven... « Geen oorlog meer, geen rassenstrijd Dat volgt uit. onzen klassenstrijd. »
Twaalf jaar later schreeuwde men “Dood aan de Serven”,”naar Berlijn”,”naar Parijs” en “leve de Oorlog”.
Het was een groot feest, ook in “Vooruit” krioelde het van het volk. Mijn vader kuierde daar ook rond en zag al deze verhitte, opgezweepte mensen en kon niet begrijpen dat de mensen zo volgzaam waren.
Vader was geen soldaat, hij was er «uitgeloot» door het systeem welke toen in voege was.
De gruwelijkste verhalen deden de ronde over de Duitsers, over de « Huzaren des Doods ». Men sprak over brandstichtingen, verkrachtingen... Ja, ia, « leve de oorlog ».,. Maar de mensen waren toch een beetje bang ook en velen sloegen op de vlucht. Zo ook mijn vader, over Aalter en Brugge geraakte hij in oktober 1914 te voet in Nederland.
« 'T was een algemeene opluchting, na al die indruk weer vrij te kunnen ademen en 's avonds zijn hoofd gerust te kunnen neerleggen, niet behoevende te vrezen 's nachts door d'een of d'andere oorlogsmare opgeschrikt te zul/en worden. » Zo schreef hij in zijn dagboek.
Toch dacht hij vaak aan huis en vooral aan zijn lieve zuster, welke ziek en droefgeestig op haar man wachtte die aan de Ijzer vocht.
Tante L., een poëtische ziel, ik heb haar nooit gekend.
Ze schreef in de oorlogsjaren :
« Un peu de rouge,, un peu de bleu; c'est un petit soldat de plomb. Je ferme les yeux... et Ie petit soldat grandit. J'en vois deux, quatre, dix, vingt et plus... toute une armee en face d'une autre.
Je vois les hommes qui s'entre-tuent, je vois du sang, beaucoup de sang, tant de o/essés... je vois toute /'horreur de la guerre... mon coeur souffre, mes yeux pleurent...
A travers mes larmes, je revois Ie petit soldat de plomb, un peu de rouge, un peu de bleu... »
Op 4 januari 1919 keert mijn vader terug naar Gent.. Hij schreef daarover het volgende :
« Een algemeene malaise doet zich overal gevoelen, de levensmiddelen blijven voorlopig erg duur en op vele plaatsen schaars. Gansch het ekonomisch leven is ontwricht. De beroering is de wereld niet uit en onverwachte geweldige dingen hangen nog in de lucht, een algemeene geest van omwenteling doet zich overal voor. »
De oorlog was voorbij, men kon terug zeggen
« Geen oorlog meer, geen rassenstrijd. »
Tante L. was ziek. Zij teerde letterlijk weg.
Haar echtgenoot was uit de oorlog teruggekeerd en naar lievelingsbroer uit Nederland terug thuis. Ze zou gelukkig kunnen worden en zich terug achter de schrijftafel zetten en schrijven over de mooie dingen van het leven in plaats van droevige oorlogspoëzie. Maar haar gezondheid ging te vlug achteruit en in 1921 over/eed ze.
Ik heb haar nooit gekend.
Jan VERWEST
4 maart 1976
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten